Werkwoorden - tabel B

naar tabel A

aanbieden bepalen buigen herhalen meedoen ophalen stoppen uitwijzen vieren
aandoen beperken herkennen meegaan ophouden parkeren uitzien vluchten
aangeven beschermen condoleren hoeven meemaken opkomen plegen telefoneren volhouden
aankijken beschikken constateren hopen meenemen opletten proeven teleurstellen varen voorbereiden
aankleden beschrijven controleren meevallen opleveren terugkeren verantwoorden voorlezen
aankomen beschuldigen immigreren menen oplossen reageren toegeven verbieden voorstellen
aanmelden beseffen dalen ingrijpen merken opmaken realiseren toenemen verbinden vormen
aannemen besluiten danken inhalen meten opmerken reserveren toepassen verdwijnen vrijen
aansluiten bespreken discrimineren innemen mislukken oppassen ruilen toevoegen verhogen
aantonen bestaan doorgaan instappen oprichten troosten verhuren waarschuwen
aanvragen besteden dreigen interesseren naaien oproepen schoonmaken twijfelen verklaren wandelen
aanwijzen bestellen drukken invullen nadenken opruimen schrikken verlangen weggaan
abonneren betekenen duren noteren opschieten schuiven uitdelen vermenigvuldigen weggooien
afblijven betreffen klinken opschrijven selecteren uitdoen verontschuldigen weglopen
afspreken bevallen ergeren knikken oefenen opstaan slachten uitdrukken veroordelen weigeren
arresteren bevinden kraken onderhouden optreden snappen uitgaan veroorzaken wennen
bewaren feliciteren kussen onderzoeken opzoeken snoepen uithalen verschillen wijzigen
bedanken bewijzen fluisteren ontbreken overgaan solliciteren uitkijken versieren wisselen
bedenken bezitten fluiten loslaten onthouden overgeven spellen uitkleden vertonen
bedoelen bezoeken lukken ontslaan overlijden spijten uitkomen vervangen zuigen
begraven bidden graven lusten ontstaan overmaken starten uitmaken verven zwaaien
behandelen bieden grijpen ontvangen overstappen steken uitpakken verwerken zweten
beheersen binden groeten masseren opbellen oversteken stemmen uitspreken verzetten
beleven blussen meebrengen opbouwen overtuigen steunen uitstellen verzorgen
beloven boren halen meedelen opgeven overwerken stijgen uitvoeren vestigen

gisteren: -de     gisteren: -te     gisteren: uitzondering



Eindigt het werkwoord op -fen -ken -chen -pen -sen -ten ? Dan eindigt de "gisteren"-ik-vorm op -te.
Eindigt het werkwoord niet op -fen -ken -chen -pen -sen -ten ? Dan eindigt de "gisteren"-ik-vorm op -de.

makenik maak nuik maakte gisterenbellenik bel nuik belde gisteren
fietsenik fiets nuik fietste gisterenhorenik hoor nuik hoorde gisteren
lachenik lach nuik lachte gisterenlevenik leef nuik leefde gisteren
knippenik knip nuik knipte gisterengooienik gooi nuik gooide gisteren
blaffenik blaf nuik blafte gisterenlozenik loos nuik loosde gisteren
zettenik zet nuik zette gisterenleggenik leg nuik legde gisteren

Pas op! Er zijn veel uitzonderingen: vallen; ik val; ik viel   •   staan; ik sta; ik stond   •   ....   •   ....

© Stichting Groen Licht Noord- en Midden-Limburg