Vul in. Kies uit: vogel - vrucht - roofdier - boom - vis - bloem

Een kers is een ____.
Een eik is een ____.
Een duif is een ____.
Een roos is een ____.
Een tijger is een ____.
Een haai is een ____.


Maak er enkelvoud van:

twee hereneen ____
twee manneneen ____
twee wekeneen ____
twee katteneen ____
twee bomeneen ____
twee vosseneen ____
twee strepeneen ____
twee flesseneen ____


Vul zelf een woord in

Ik zit op een ____.Ik lees in een ____.
Je slaapt in een ____.Wij drinken uit een ____.
Hij eet van een ____.Zij rijdt op een ____.
Jullie wonen in een ____.Ze schrijven met een ____.


Vul het goede woord in, het tegenovergestelde woord

Mijn opa is niet jong, hij is ____.
De was is niet droog, ze is nog ____.
De toren is niet laag, hij is heel ____.
De reus is niet klein, hij is ____.


Vul het tegenovergestelde woord in

dun____stout____
scherp____wit____
zuur____hard____
dicht____links____

© Stichting Groen Licht Noord- en Midden-Limburg