Vul in. Kies uit: icht - ucht - ocht - acht

Hij l____ om die grap.

De l____ is blauw.

Doe de deur d____!

Er zit een b____ in de weg.



Vul in. Kies uit: licht - lacht - nacht - recht - vacht

Die lijn is mooi ____.

De maan schijnt in de ____.

Het schaap heeft een ____.

Hij ____ om de grap.

De lamp geeft veel ____.



Maak deze woorden klein. Zet er je of tje achter

Als een woord eindigt op -b -ch, -d, -f, -g, -k,- p, -s, -t dan moet er -je achter.
Als een woord niet eindigt op -b -ch, -d, -f, -g, -k, -p, -s, -t dan moet er vaak -tje achter.

Een kleine boot is een boot____.

Een klein huis is een huis____.

Een kleine muur is een muur____.

Een kleine zoon is een zoon____.

Een kleine doos is een doos____.

Een kleine slee is een slee____.

Een kleine laan is een laan____.

Een klein kind is een kind____.

Een kleine duif is een duif____.

Een kleine paal is een paal____.

Pas op: veel uitzonderingen!

Een kleine man is een mannetje.

Een klein spel is een spelletje.

Een kleine ster is een sterretje.

Een kleine kom is een kommetje.

Een kleine bloem is een bloempje.

Een klein raam is een raampje.



© Stichting Groen Licht Noord- en Midden-Limburg