Wat is het? Klik op het goede woord.

kraagkrentkrul
krabkraalkraan
kraskruikkroon


Vul in. Kies uit: met - door - van - naar

Harrie gaat ____ huis.

Die koek is ____ mij.

De bal gaat ____ de ruit.

Ik ga ____ hem mee.



Vul in. Kies uit: kruk - krul - kreeft - kruip

Ik ____ door het gras.

Een stoel is geen ____.

Er zit een ____ in zijn haar.

Een ____ leeft in de zee.



Vul in: br of kr

__ood

__aal

__ant

__ief

__ijt

__oer



Vul in. Kies uit: uit - aan - in - op

Ik zit ____ de muur.

De beer komt ____ zijn hol.

Geef die bal ____ mij.

Ik lig ____ mijn bed.

© Stichting Groen Licht Noord- en Midden-Limburg